Het snoeken met doodaas, doodazen, richt zich met name op de grotere snoek. Plekken waar deze snoek zich - vooral in de koudere periodes in het najaar en in de winter - het territorium eigen maakt hebben vaak een strategische positie. Bij de eerste nachten vorst trekken scholen witvis bijvoorbeeld van de ondiepere plassen naar dieper gegraven havens. Indien er een versmalling bij de havenmond zit, is dit voor het vissen met doodaas op dergelijke momenten in het jaar regelmatig jackpot. Door mogelijke trekroutes van witvis in kaart te brengen, wordt de grootste snoek uiteindelijk gevonden.
Voorns met hoge ruggen en mooie, heldere kleuren zijn ideaal om als aas aan te bieden, maar ook makreel kan voor de aanbeet zorgen. De montage voor het doodazen is relatief zwaar en bestaat meestal uit een schuivende "pencil" dobber tussen twee stuitjes, een verzwaring om de montage op de plek te houden (schuivend wartellood, gegroepeerd witvislood) en een stalen onderlijn met hieraan één of twee dreggen. Afhankelijk van het type water (diepte, stroming, kleur) worden er keuzes in het aas en de aasaanbieding gemaakt. Regelmatig wordt het doodaas op de "takel" los van de bodem aangeboden. Dit kan verwezenlijkt worden door het monteren van een pop-up karperboilie voor de laatste dreg of door het doodaas te vullen met drijvend foam. Ook kan de aasvis geïnjecteerd worden met lucht. De laatste jaren zien we ook dat het doodazen plaats vindt met de uit het karper komende "running rig". Dit is een montage zonder dobber, maar met pieper.
Wat is dit? Vink "Onthoud mij" om uw winkelwagen op deze computer te raadplegen, ook als u niet ingelogd bent.